Geen compensatie box 3, wel onderzoek naar belastingverlaging
Spaarders die hun best deden, konden in de jaren 2013 tot en met 2016 meer dan 1,2 procent rente krijgen over hun spaargeld, zei het kabinet afgelopen vrijdag, 16 oktober. Daardoor was de box 3-heffing niet te hoog, en krijgen spaarders geen compensatie. Wel schermt het kabinet met een lagere vermogensrendementsheffing voor gepensioneerden die moeten leven van hun spaargeld. Volgens Jeroen van Wensen is dat niet meer dan een loze belofte.
Het Centraal Planbureau (CPB) deed dit jaar onderzoek naar rendementen die spaarders en beleggers in de jaren 2013 tot en met 2016 zouden kunnen behalen, maar kwam daar niet uit, zo bleek in april. Het planbureau zei niet goed te kunnen bepalen naar welk rendement het precies moest kijken. Een teleurstellend resultaat, zeker in het licht van een uitspraak van de Hoge Raad uit 2019.
Die oordeelde dat de box 3-heffing van 1,2 procent over de jaren 2013 tot en met 2016 te hoog zou zijn, als zou blijken dat ‘het nominaal zonder (veel) risico’s gemiddeld haalbare rendement ook lager is dan 1,2%’. De belasting zou dan immers hoger uitvallen dan de rente of het rendement.
Box 3 en de deposito
Voor het kabinet was het rapport een geschenk uit de hemel. Met het woud van cijfers dat het CPB overlegde, kun je namelijk onderbouwen dat de belasting niet te hoog is.
Vier vragen over box 3: hoe zat het, waar is het plan Snel en wat gebeurt er in 2021?
Staatssecretaris van Financiën Hans Vijlbrief (D66) doet dat dan ook in zijn brief over de compensatie die er niet komt. De staatssecretaris verwijst naar een staatje uit het CPB-rapport, waaruit blijkt dat het in elk van de jaren tussen 2013 en 2016 mogelijk was voor spaarders om een eenjarige deposito af te sluiten met een rente hoger dan 1,2 procent.
Dat die rente hard zou dalen als heel sparend Nederland elk jaar eenjarige deposito’s zou gaan afsluiten, schrijft de staatssecretaris er natuurlijk niet bij.
Griffierecht vergeten
Mocht er toch nog een rechter zijn die vindt dat de box 3-heffing tussen 2013 en 2016 te hoog was, dan is compensatie nog steeds niet waarschijnlijk, schrijft Vijlbrief. Er lopen nog een paar zaken over de periode 2013 tot en met 2016. Zo deed het Gerechtshof in Den Haag in december 2019 wat het CPB had moeten doen: vaststellen dat 1,2 procent rendement voor risicomijdende spaarders in de jaren 2013 tot en met 2016 niet haalbaar was.
Die zaak ging vervolgens naar de Hoge Raad, maar de klager vergat op tijd het griffierecht te voldoen, schrijft Vijlbrief, dus deed de Hoge Raad geen uitspraak over de zaak. Een rare situatie.
Hans Vijlbrief over het vergeten griffierecht (HR is Hoge Raad).
box 3
Een zaak voor de Hoge Raad voer je niet zo maar, daar heb je de beste advocaten voor nodig. En die zorgen doorgaans ook voor de betaling van het griffierecht. De kans dat een advocaat griffierecht vergeet te voldoen in zo’n belangrijke zaak, lijkt bijna uitgesloten – dus dit verhaal krijgt ongetwijfeld een staart.
Tegenbewijsregeling voor gepensioneerden?
De staatssecretaris laat ook weten dat een onderzoek loopt naar een nieuwe box 3-heffing. Die moet het werkelijke rendement op vermogen gaan belasten, en niet meer het huidige, forfaitaire rendement. Ook over de jaren 2017 tot en met 2019 lopen nog veel rechtszaken, dus er moet iets gebeuren. Maar een nieuw stelsel is niet gauw ontwikkeld, dus komt er mogelijk een tussenoplossing.
Wat is er zo moeilijk aan het belasten van het werkelijke rendement op vermogen?
De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs stelde eerder dit jaar de tegenbewijsregeling voor: wie kan aantonen minder rendement op zijn vermogen te halen dan het forfaitaire – bijvoorbeeld de spaarder met zijn lage rente – betaalt alleen belasting over het werkelijke rendement. De VVD is er voorstander van, en Vijlbrief denkt eraan zo’n regeling in te voeren voor specifieke groepen belastingplichtigen: bijvoorbeeld gepensioneerde ondernemers die moeten leven van hun spaargeld.
Natuurlijk gaat die tussenoplossing er nooit komen. Eerst moet het plan nog worden onderzocht, en dan blijkt dat de Belastingdienst niet in staat is het uit te voeren. Met als uiteindelijk resultaat dat de invoering van een belasting op werkelijke vermogenswinsten alleen maar meer is vertraagd, doordat het ministerie van Financiën erg druk was met het onderzoek naar de tussenoplossing.
Deel dit artikel:
Jeroen van Wensen
17 okt 2020