Even snel toetreden tot de EU, zoals Oekraïne wil? Zes Balkanlanden wachten er al 20 jaar op
Zes Westerse Balkanlanden koesteren al meer dan twintig jaar de hoop om toe te treden tot de Europese Unie. Die houdt hen tot op vandaag de wacht aan, en daar profiteren vooral China en Rusland van. Hoe? En verandert de Europese top vandaag en morgen iets aan die situatie?
Op de Europese Raad vandaag en morgen staat het mogelijke kandidaat-lidmaatschap van de EU voor Oekraïne en Moldavië op de agenda – én een wat vager toetredingsperspectief voor Georgië. Maar vóór die Raad (van Europese staats- en regeringsleiders) begint, is er een ontmoeting met vertegenwoordigers van zes Balkanlanden: Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Noord-Macedonië, Montenegro en Servië. Want die landen zitten al jaren in de Europese wachtkamer, en zij moeten wat worden gesust, nu er verder naar het oosten een paar voormalige Sovjet-republieken een voorkeursbehandeling lijken te krijgen.
Het was eind november 2000 toen de Europese Unie de landen van voormalig Joegoslavië plus Albanië bijeenriep voor een Balkantop in de Kroatische hoofdstad Zagreb. Nog geen twee maanden eerder was in de Servische hoofdstad Belgrado de nationalistische Servische president Slobodan Milosevic van de macht verdreven, en begin dat jaar was na de dood van de Kroatische oorlogsleider Franjo Tudjman ook in Kroatië een frisse politieke wind gaan waaien. De Balkanlanden leken aan een nieuw tijdperk te beginnen, en ze kregen het vooruitzicht om op termijn allemaal kandidaat-lid te worden van de Europese Unie.
Servië en Montenegro staan het verst
Ruim twee jaar later, bij het aanbreken van de zomer in 2003, werd dat toekomstbeeld nog eens bevestigd op de EU-top van Thessaloniki. In de slotverklaring stond toen letterlijk dat "de toekomst van de Balkan zich binnen de Europese Unie bevindt". We zijn nu bijna twintig jaar verder, en de meeste betrokken landen hebben nog altijd geen uitzicht op een snelle toetreding tot de EU (alleen Slovenië en Kroatië zijn al lid geworden, respectievelijk in 2004 en 2013).
Dat wil niet zeggen dat er intussen niets is gebeurd. In verschillende gradaties zijn Servië, Montenegro, Noord-Macedonië, Albanië, Bosnië-Herzegovina en Kosovo al in de richting van het EU-lidmaatschap opgeschoven. Het verst staan Servië en Montenegro: die hebben officieel de status van kandidaat-lid en ze zijn ook al jaren bezig met toetredingsgesprekken. Voor een goed begrip: in die gesprekken wordt bekeken in hoeverre elk betrokken land gevorderd is met zijn hervormingsproces, nodig om volwaardig EU-lid te kunnen worden.
Daarvoor worden zowat 35 "hoofdstukken" geopend, tot in de kleinste details behandeld en uiteindelijk afgesloten. De hoofdstukken kunnen gaan over justitie, landbouw en visserij, tot financiën, milieu of douane. In al die domeinen moeten de toekomstige lidstaten hun wetten en regels aanpassen aan het zogenoemde "acquis" van de Europese Unie, dat zijn zowat 130.000 pagina's aan wettelijke documenten die door de decennia heen in de EU werden opgesteld en aanvaard.
Noord-Macedonië en Albanië botsen op Bulgarije
Het is niet omdat een land kandidaat-lid is dat die gesprekken meteen beginnen. Daar kunnen Noord-Macedonië en Albanië van meespreken. Het eerste land werd al in 2005 erkend als kandidaat-lid, maar het aanknopen van toetredingsgesprekken werd jarenlang tegengehouden door Griekenland, dat zich verzette tegen de naam Macedonië, zoals de voormalige Joegoslavische republiek toen nog heette. De Grieken, verwijzend naar hun geschiedenis, eisten die naam immers op voor hun eigen noordelijke provincie.