rationeel schreef op 11 februari 2019 13:49:
De geschiedenis van het cultureel marxisme gaat terug tot de jaren
twintig van de vorige eeuw, toen de Italiaan Antonio Gramsci, een van
de belangrijkste marxistische denkers van die tijd, wees op het belang
van culturele hegemonie. Het moest er bij het streven naar wereld -
revolutie niet zozeer om gaan dat de staatsmacht werd gegrepen en
het parlement naar huis gestuurd, nee, het was beter de macht te grijpen in de vele instituties van een maatschappij, en zo de cultuur en het
politieke discours te beheersen. Dan was de machtsgreep die daarop
onvermijdelijk volgde ook beter in staat het lang uit te houden.
Net zoals de katholieke kerk het denken van de mensen eeuwen
had bepaald, zo moesten de linksen dat ook gaan doen. Daarom
moesten de communisten de massamedia overnemen, het onderwijs,
de cultuur en de wetenschap, de posities van wat we nu opinieleiders
zouden noemen. Het bewustzijn van de mensen moest worden veroverd. Pas als de mensen hun oude tradities of banden met het land of
het geloof waren kwijtgeraakt, kon de revolutie succesvol zijn.
Ook was het van belang de taal te beheersen, om zo de discussie te
kunnen domineren. Als mensen een bepaald vocabulaire gebruikten,
zouden ze ook op die manier denken. Daarmee werd taal een frontlijn.
De Frankfurter Schule, een Duitse stroming in de filosofie en de sociologie, dateert uit de jaren dertig. Ze omvat een groep wetenschappers (economen, filosofen, sociologen en psychologen), verenigd in
het Institut für Sozialforschung in Frankfurt, wier denkbeelden waren doorspekt met de filosofie van Hegel (dialectiek) en de grotendeels hierop gebaseerde ideeën van Marx. De Frankfurter Schule introduceerde ‘kritische theorie’, een begrip dat stond voor theorieën
op het grensvlak van sociale wetenschappen en filosofie die tegelijkertijd in de praktijk van alledag stonden. Daarnaast, en dat heeft tot
op de dag van vandaag zijn weerslag op voornamelijk de linkse en liberale politieke stromingen, anticipeerden deze theorieën op maatschappelijke veranderingen, zoals de ‘bevrijding’ van de arbeiders en
andere verworpenen der aarde. Deze mensen moesten mondig gemaakt worden en emanciperen. De maatschappij moest worden bevrijd en werd op deze wijze voorzien van een theoretisch kader dat
voor de rechtvaardiging van die emancipatie zorgde.
Een van de oprichters, George Lukács, vroeg zich af: ‘Wie kan ons
redden van de westerse beschaving?’ Via de Frankfurter Schule kreeg
het cultureel marxisme voet aan de grond in de universiteiten in Euro6 pa en Amerika. Theodor Adorno, Max Horkheimer, Jürgen Habermas
en Herbert Marcuse waren de schutspatronen van linkse studenten in
de jaren zestig. Habermas geloofde in de revolutie. Niet van de arbeiders, maar van ‘randgroepen’ zoals zwervers, werklozen en studenten.
Op Amerikaanse universiteiten in de jaren zeventig en tachtig gaat
het cultureel marxisme vloeiend over in political correctness en multiculturalisme. Grondgedachte is dat alle culturen gelijk zijn. Het multiculturalisme heeft het marxistische schema overgenomen waarbij de
arbeiders en boeren per definitie aan de goede kant van de geschiedenis staan en waar de bourgeoisie en de kapitalisten altijd slecht zijn.
blz 68