Opzij, opzij, opzij,
maak plaats, maak plaats, maak plaats,
wij hebben ongelofelijke haast.
Opzij, opzij, opzij,
want wij zijn haast te laat,
wij hebben maar een paar minuten tijd.
We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.
We kunnen nu niet langer, we kunnen nu niet langer blijven staan.