Haar opvolger Bruno Bruins herhaalde die woorden en beloofde in 2017 werk te maken van de Schippers’ toezegging. ‘Om de uitgangspunten [van maatschappelijk verantwoord licentiëren, red.] vast te leggen, deze verder te operationaliseren en ervaringen hieromtrent uit te wisselen, wordt een coalitie gevormd van stakeholders en deskundigen.’
Bruins vroeg de NFU om het maatschappelijk verantwoord licentiëren vast te leggen in principes, en die vervolgens praktisch bruikbaar te maken. ‘Dit traject moet leiden tot het operationaliseren en vervolgens toepassen van principes van maatschappelijk verantwoord licentiëren bij geneesmiddelenontwikkeling,’ stelde Bruins.
Voortrekkersrol
De noodzaak om maatschappelijke belangen veilig te stellen wanneer geneesmiddelen geheel of gedeeltelijk met publiek geld worden gefinancierd, is groot. PharmInvest schatte dat in 2017 ongeveer 4 miljard euro werd geïnvesteerd in bedrijven ten behoeve van biomedisch onderzoek. De Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) onderzocht in 2019, samen met Wemos, waar die financiering vandaan komt, hoe die besteed wordt en wat het publiek ervoor terugkrijgt. Hun conclusies: geldstromen blijven troebel, aan publieke financiering worden amper voorwaarden verbonden en diverse case-studies laten zien dat farmaceuten met publiek geld flinke winstpakkers hebben ontwikkeld.
BLOCKBUSTERS DANKZIJ PUBLIEKE FINANCIERING
Een van de voorbeelden uit het SOMO-rapport betreft het kankermedicijn Keytruda (pembrolizumab) van farmaceut Merck. Deze ‘blockbuster’ is mede mogelijk gemaakt dankzij miljoenen aan Nederlandse subsidies. Buiten al het fundamentele onderzoek dat op universiteiten werd gedaan, werden ook de medicijntesten voor meer dan de helft met publiek geld gefinancierd, volgens het rapport.
Het resultaat voor Merck: met een omzet van 7,2 miljard euro was Keytruda in 2018 goed voor 17 procent van de totale inkomsten van het bedrijf. In 2019 werd Keytruda zelfs het meest verkochte kankermedicijn, en leverde het middel de fabrikant 10,1 miljard euro op. Het resultaat voor het publiek: Keytruda kostte per patiënt gemiddeld 100.000 euro per jaar. Dat was dusdanig veel dat het middel in 2017 aanvankelijk buiten het basispakket werd gehouden en in de zogenaamde ‘pakketsluis’ voor dure geneesmiddelen belandde. Het ministerie moest stevig onderhandelen om de prijs terug te brengen tot 40.000 à 60.000 euro per patiënt per jaar.
Een ander middel dat in het rapport behandeld wordt, is het kankermmedicijn Calquence (acalabrutinib) van AstraZeneca, dat eveneens mede dankzij Nederlandse publieke investeringen werd ontwikkeld. Ook Calquence is opgenomen in de pakketsluis voor geneesmiddelen – en staat daar tot op heden nog, vanwege de hoge prijs.
LEES VERDER
Geen wonder dat het ministerie van VWS dringend voorwaarden wilde verbinden aan de publieke financiering. Minister Bruins sprak zelfs de ambitie uit dat Nederland in Europees verband een ‘voortrekkersrol’ zou spelen wat betreft het stimuleren van maatschappelijke return-on-investment bij publieke investeringen in geneesmiddelen.
Keuzemenu
Dat begon met het vastleggen van tien principes voor maatschappelijk verantwoord licentiëren door de NFU, in samenwerking met maatschappelijke organisaties, betrokken ministeries, het bedrijfsleven en de onderzoeksorganisaties. Maar toen de NFU die principes in het voorjaar van 2019 publiceerde, was de toonzetting al veel minder urgent dan de oproep van de achtereenvolgende ministers. Naast de maatschappelijke doelstellingen waar het allemaal om te doen was, blijkt ineens ook het ‘innovatieklimaat’ van groot belang: ‘Het is niet de bedoeling om met het vaststellen van de principes het innovatieklimaat in Nederland te schaden, of de vertaalslag van academische kennis naar toegankelijke toepassing in de Nederlandse zorg in de weg te staan.’
Wemos, lobbyorganisatie voor publieke gezondheid, was een van de organisaties die meewerkte aan het formuleren van de principes. ‘Perfect verliep dat niet,’ zegt Tom Buis, belangenbehartiger bij Wemos. ‘De tien principes die we samen met de NFU hebben opgesteld waren niet perfect, maar vormden wel een goede eerste stap naar maatschappelijk verantwoord licentiëren. Ze zouden bovendien nog verder geconcretiseerd worden in de MVL-toolkit.’