In deze 17 eeuwse periode zouden Brink en Wessels goed gedijt hebben.
Tulpen waren in het 17de-eeuwse Nederland erg populair en zeer kostbaar. De tulp was in de 16de eeuw in Nederland ingevoerd vanuit Turkije. In de loop van de 17de eeuw kwam Nederland in de ban van een rage: de tulpenmanie of tulpomanie. Er ontstond een enorme speculatiezucht en een windhandel in tulpenbollen: de bollen werden al (door)verkocht voordat ze bij een handelaar in bezit waren en een exclusieve bol kon – in de toptijd – evenveel opbrengen als een Amsterdams grachtenpand! Vooral de tulpen uit de omgeving van Haarlem deden het goed.
In 1623 kostte één enkele tulpenbol van een populaire soort 1000 gulden, terwijl het gemiddelde jaarinkomen op 150 gulden lag. Rond 1635 liep de begeerte zo hoog op dat sommige mensen bereid waren evenveel te betalen voor een zak tulpenbollen als voor een rijtje Amsterdamse grachtenpanden. Een goede handelaar kon 6000 gulden per maand verdienen.
Semper Augustus: de prijs van een grachtenhuis
In 1635 werd een koop geregistreerd van veertig tulpenbollen tegen een prijs van 100.000 gulden. Op dat moment kostte een ton boter rond de 100 gulden en acht vette varkens waren 240 gulden waard. Een record was de verkoop van de beroemdste tulpenbol, de Semper Augustus: deze werd in Haarlem voor 6000 gulden, de prijs van een grachtenhuis, verkocht. Voor een bol van de paars-witte papagaaitulp Viceroi, die half zoveel waard was als de Semper Augustus, werd de volgende prijs overeengekomen: 2 karrenvrachten tarwe, 4 karrenvrachten rogge, 4 vette ossen, 8 vette varkens, 12 vette schapen, 2 vaten wijn, 4 vaten bier, 1000 pond kaas, een bed, een zilveren kelk en kleding.
Op 5 februari 1637 stortte de tulpenmarkt plotseling in. Bij een veiling in een kroeg in Haarlem bleven de biedingen uit. De paniek sloeg toe. Handelaren, kwekers en burgers die geïnvesteerd hadden in tulpenbollen, waren geruïneerd.