Plein777 schreef op 21 juni 2020 09:55:
Moeilijke buurt
Het filmpje waarin Hugo de Jonge deze donderdag zijn kandidatuur bekendmaakte, begint met beelden van De Akker, een basisschool op Rotterdam-Zuid waar hij eind vorige eeuw werkte. Hij heeft het graag over die school, over de in die tijd moeilijke buurt „met heroïnenaalden naast het schoolplein”. Hij vertelt vaak dat de periode waarin hij er werkte vormend was. Een derde van de leerlingen wisselde ieder jaar weer. De doorloop was zo hoog dat de onderwijsinspectie geen langdurige onderzoeken kon doen om de kwaliteit van de school te meten. Heel lang heeft die vormende periode niet geduurd: in 1998 liep hij stage op De Akker, in 1999 gaf hij er les. Een jaar later werd hij adjunct-directeur van een andere Rotterdamse basisschool. Hij was toen 22 jaar oud.
Anderhalf jaar voordat De Jonge de school noemt in het kandidatuurfilmpje, staat hij er ook al op het schoolplein. Het is eind januari 2019 en De Jonge is op de Akker om voor te lezen aan een van de kleutergroepen. Na afloop wachtten twee oud-leerlingen De Jonge op in de lerarenkamer. Het is een verrassing.
„Neeeee, kijk nou zeg. Wat leuk dit! Mijn allereerste klasje hè”, zegt De Jonge. Ze spreken hem nog steeds aan met ‘u’ en noemen hem ‘meester’. Hij vraagt naar andere leerlingen, naar broertjes en zusjes. Hij weet van allemaal nog de namen en de omstandigheden waarin ze opgroeiden. Wie is waar terechtgekomen? En weten ze nog dat ze naar zijn bruiloft kwamen en een van de kinderen uit de klas onder de tafel was gekropen om de veters van de trouwambtenaar aan elkaar te knopen?
Als 21-jarige gaf Hugo de Jonge les op een basisschool, een jaar later werd hij adjunct-directeur van een andere Rotterdamse basisschool
De plek waar de school staat was, zegt De Jonge, „echt een enge wijk”. „We gingen weleens testen in de avond: hoe lang kun je door de buurt lopen zonder dat je intimiderend wordt aangesproken en zonder dat er een groepje Antillianen om je heen komt staan? Dat was niet zo heel lang, een paar minuten.”
Een van de oud-leerlingen zegt tegen De Jonge: „Weet u nog dat ik een keer moest huilen in de klas?” De minister en vicepremier weet het niet meer. „Ik was altijd héél erg aanwezig in de klas en die dag niet.” Na de les moest ze van De Jonge blijven zitten. „En toen zei u: vertel het maar. Voordat ik het wist, moest ik huilen. Ik vertelde dat mijn ouders gingen scheiden.” De oud-leerling schiet vol. „U zei eigenlijk alleen: zullen we hier maar even blijven? Toen ging u naast me zitten, en toen zaten we daar gewoon. Het is een heel belangrijk moment voor me geweest.” De Jonge kan het zich niet meer herinneren.
Als domineeszoon verhuisde het gezin De Jonge regelmatig. In de Preek van de Leek in de Haagse Kloosterkerk noemde hij dat vorig jaar „ingrijpend”: „Elke keer moest je opnieuw je vrienden achterlaten en nieuwe vrienden zien te maken.”
Aan zijn oud-klasgenoten in Zaamslag vertelt De Jonge een anekdote uit zijn jeugd die hij steevast en bijna woordelijk herhaalt in interviews, mediaoptredens, toespraken en bijeenkomsten. Omdat hij de zoon van de dominee was, zegt hij dan, kende het hele dorp hem. Als jongetje hield hij er ook wel van om kattenkwaad uit te halen. „Dan waren we met een groep rottigheid aan het uithalen, rooie besjes aan het schieten door een openstaand raam tegen de hagelwitte vitrage.” Het einde van die anekdote herhaalt hij altijd letterlijk dezelfde zinnen. „Dan werd er gezegd: ja maar joe ken ik we, jie bin d’r een van d’n dominie. En dan was ik nog niet thuis of dan was mijn vader al gebeld.”
Dat hij een domineeszoon is, klinkt ook door in de verhalen die De Jonge vertelt. In veel van zijn speeches en lezingen verwijst hij naar „bijbelse waarden”. De C in het CDA is belangrijk voor hem. Het CDA moet volgens De Jonge een brede middenpartij zijn. Nu hij zich heeft gekandideerd voor het lijsttrekkerschap zal hij de zwalkende partij een duidelijke koers moeten geven. Hij zal concreet moeten maken wat dat is, een middenpartij. Tot nu toe gaf hij daar alleen snippers informatie over. Hij is tegen het liberalisme en tegen het individualisme. Eerder zei De Jonge dat hij minder marktwerking in de zorg wil. In een interview met NRC eind vorig jaar, dus nog voor ‘corona’, noemde De Jonge demografische ontwikkeling het grootste probleem dat op Nederland afkwam. Hij maakte zich zorgen om zowel toenemende vergrijzing als migratie. Aan dat laatste wilde hij grenzen stellen, zowel aan het aantal arbeidsmigranten als het aantal vluchtelingen.
In datzelfde interview dacht hij al hardop na over een rol als premier. „Dat zou kunnen”, zei hij toen. Toen hij zich donderdag kandidaat stelde voor het lijsttrekkerschap van het CDA en een vraag kreeg over de populariteit van Mark Rutte – kon hij dat wel evenaren? – herhaalde hij een grap die hij tijdens prinsjesdag vorig jaar ook al maakte over Rutte en zijn kabinetten. „Ook na de films Rocky I, II en III werd het wel eens tijd voor iets nieuws.” Dat deel vier van de zesdelige Rocky-reeks wat beter scoorde dan het derde deel, moet hem zijn ontgaan