Revisionistisch zionisme
Na de afsplitsing van Transjordanië scheidde zich een groep radicale zionisten onder leiding van Jabotinsky af, en vormden de oppositionele revisionistische stroming binnen het zionisme. De agenda van deze beweging werd lange tijd bepaald door verzet tegen de deling van het mandaatgebied. Daarnaast was ze tegen de overwegend socialistische oriëntatie van de Jishuv en hun voorzichtige opstelling tegenover de Arabieren en de Britten. Jabotinski zelf werd in 1929 uit Palestina verbannen. De revisionisten richtten in 1937 een eigen guerrilla op, de Irgun, die wraakacties uitvoerde tegen Arabische burgers en die ook Britse doelen aanviel. In 1944 werd Menachem Begin (1913-1992) leider van de Irgun, en ging de organisatie zich steeds meer toeleggen op terroristische acties tegen de Britten. Toen de Lehi, een revisionistische afsplitsing, in 1944 de hoge Britse diplomaat Lord Moyne vermoordde, keerde de Britse premier Winston Churchill zich tegen het zionisme, en begon de Hagana een campagne tegen de revisionistische guerrilla's, waarbij er zo'n 1000 werden uitgeleverd aan de Britse autoriteiten, in een poging de verloren sympathie terug te winnen.
[bewerk]
De oprichting van Israël
In reactie op de grote Arabische opstand stelden de Britten in 1937 opsplitsing van het mandaatgebied voor in een kleine joodse en een grotere Arabische staat, met vrijwillige verplaatsingen om de bevolkingsgroepen in beide gebieden zoveel mogelijk te scheiden. De Zionisten namen het plan in overweging, maar de Arabieren wezen het resoluut af. In 1939 werd de joodse immigratie naar het gebied door de Britten sterk beperkt. Dit werd veel joden noodlottig die aan de vervolging door de Nazi's probeerden te ontkomen, temeer daar ook de meeste andere landen joodse vluchtelingen weerden. Vanwege deze immigratiebeperkingen verklaarde in navolging van de Revisionisten, ook de hoofdstroom van de zionistische beweging van het Britse mandaat af te willen (de Biltmore conferentie van mei 1942). Men eiste volledige controle over de immigratie en de oprichting van een onafhankelijke joodse staat na de oorlog. Dit betekende een nederlaag voor de bi-nationalisten, die een gezamenlijke joods/Arabische staat voorstonden.
Na de Tweede Wereldoorlog probeerde een deel van de honderdduizenden joodse overlevenden van de Shoa naar Palestina te komen, maar de Britten hielden strikt vast aan hun immigratiequota, en stuurden schepen met illegale immigranten terug naar Europa of detineerden migranten op Cyprus. De Hagana en de Irgun verenigden zich in een gemeenschappelijke strijd tegen de Britten en organiseerden op grote schaal illegale immigratie. De publieke opinie keerde zich steeds meer tegen de Britten en in 1947 besloot Groot-Brittannië het mandaat terug te geven aan de Verenigde Naties (de opvolger van de Volkenbond), die op 29 november 1947 een verdelingsplan aannam dat het gebied in ongeveer gelijke delen opdeelde tussen joden en Arabieren, wat wederom door de Arabieren - zowel in Palestina als daarbuiten - werd afgewezen. Temidden van een burgeroorlog verlieten de Britten het mandaatgebied, en riepen de joden op 14 mei 1948 de staat Israël uit. Een dag later vielen verschillende Arabische buurlanden Palestina en Israël binnen. De burgeroorlog en navolgende oorlog tussen Israël en haar buren worden samen aangeduid als de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog of de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948, en leidden tot de vlucht van ruim 700.000 Arabische Palestijnen uit Israël en ruim 800.000 joden uit Arabische landen (aantallen staan ter discussie). Na de wapenstilstanden in 1949 had Israël een groter grondgebied in handen dan dat volgens het VN-verdelingsplan. Op 11 mei 1949 trad de nieuwe staat toe tot de Verenigde Naties.
Zionisme sinds de oprichting van Israël
Sinds de uitroeping van de staat Israël in 1948 verloor het zionistische ideaal veel van haar oorspronkelijke betekenis omdat het primaire doel, de stichting van een eigen joodse staat, nu behaald was. Het zionisme wordt nu vooral gezien als een beweging die de staat Israël steunt. In een enquete eind 2005 onder 800 joden in de Verenigde Staten (het land met de grootste joodse gemeenschap buiten Israël) zei 82% van hen Israël te steunen. Zionistische organisaties moedigen joden aan Israël te bezoeken en erheen te emigreren, en bieden praktische ondersteuning daarbij. Verder verdedigen zij Israël in de media en middels lobby-aktiviteiten.
Buiten een kleine groep orthodoxe joden, is het zionisme ook steeds consequent afgewezen door radikale Marxistisch georiënteerde joden, die zionisme en 'het joodse probleem' als een onderdeel van het kapitalisme en imperialisme beschouwden. Na 1967 en vooral in recente jaren schaarde een aantal joden zich aan de kant van de Palestijnen voor de 'bevrijding van hun land' en het opheffen van Israël als joodse staat.
In het westen is er ook onder niet-joden brede steun voor Israëls bestaansrecht. Sommige christelijke groeperingen steunen het zionisme mede op religieuze gronden. Vooral linkse (joodse en niet-joodse) steun voor Israël en het zionisme is in de laatste decennia teruggelopen, vanwege de bezettingspolitiek, de oorlog in Libanon, en de grotere invloed van religieuze en revisionistische joden in de Israëlische politiek.
Op enkele uitzonderingen na hebben de Arabische staten zich vanaf het begin sterk verzet tegen het zionisme en het bestaan van de staat Israël, middels een Arabische boycot, anti-zionistische (en vaak antisemitische) propaganda, verscheidene oorlogen en steun aan het Palestijnse verzet. Vanaf de jaren '50 kregen zij bijval van de Sovjet-Unie en de meeste communistische staten in het veroordelen van zionisme als vorm van imperialisme en racisme.
In 1975 bepaalde de Algemene Vergadering van de VN in resolutie 3379 dat zionisme een vorm van racisme is. Secretaris-Generaal Kofi Annan noemde dit in 1998 één van de dieptepunten in de geschiedenis van de Verenigde Naties. De Algemene Vergadering trok resolutie 3379 in 1991 weer in door middel van resolutie 4686.
Anti-zionisme wordt door sommige groepen verward met antisemitisme. Zoals het zionisme het ideaal van een staatsinrichting beschrijft, trekken anti-zionisten dat ideaal in twijfel. Antisemitisme geldt als een op invariante eigenschappen gebaseerde overtuiging die niets met de feitelijke inrichting van een staat te maken heeft.